Passendale
De gemeente Passendale is ontstaan rond 855 onder de naam PASCANDALA. In 9de eeuw hoort Passendale onder het ammanschap dat te Langemark werd gehouden. Het omvatte 55ha grond en telde 16 achterlenen waaronder de heerlijkheid ‘Scaghe’ een gedeelte van de heerlijkheid La Salle alsook gedeelten van de heerlijkheden Acquets, Guisnes en Couchy. De heer van Paschendale bezat de hoogste rechtsmacht. Tot de 16de eeuw was Paschendale in handen van de Heren van Paschendaele te beginnen met Adam en eindigend met de familie Vander Gracht. In 1801 telde Passendale 2421 inwoners. De bevolking groeide gestadig aan en bedroeg in 1914 rond de 4000 bewoners. Na de 1ste wereldoorlog werd dit aantal bewoners nooit meer bereikt.
Passendale ligt op een hoogte en bestond oorspronkelijk uit bossen en zaailanden. Het had een zeer onregelmatige bodem : klei-, zand- en moerasgronden. Het was in vroegere eeuwen een zeer onvruchtbaar gebied met veel bos en drassige weiden. Door de noeste arbeid van de landbouwers en landbouwwerkers werd Passendale een zeer vruchtbaar gebied.
Het westelijk deel van Passendale is heuvelachtig, het oostelijk deel is eerder vlak van reliëf. De gemeente wordt als het ware in twee gedeeld door de heuvelrug Wijtschate – Westrozebeke – Torhout en de grote weg Zonnebeke – Passendale – Westrozebeke. Deze heuvelrug vormt de scheiding tussen het Leie- en IJzerbekken. Het water dat ten oosten van de grote weg valt, vloeit naar het Leiebekken, dat ten westen stroomt naar de IJzer.
Passendale is 2222 ha groot. Het was en is een typische landbouwgemeente. Van de 18de tot de 19de eeuw was er veel landbouwactiviteit aangevuld met kantwerksters, zwingelaars en spinsters. Door het afspringen van onderhandelingen over de bouw van een grote textielfabriek zijn de activiteiten van kantwerksters, zwingelaars en spinsters teloorgegaan. In de 20ste eeuw bleef de landbouw de hoofdactiviteit aangevuld met enkele KMO-bedrijven.
Grote bedrijven zijn er hier nooit geweest. De melkerij Sint Jozef (thans de “Kaasmakerij”), ontstaan in 1932, is het enige bedrijf dat een zekere omvang heeft bereikt.
Eén van de oudst gekende hoeves is het “Brouckhof” , reeds vermeld in 1641. Deze is gelegen in het dal tussen de Kraaiveldstraat en de Doornkouterstraat. In “Verheerlyckt Vlaandre” van Antoni Sanderus staat het “Brouckhof” vermeld op de kaart en als pentekening afgebeeld. Het wordt omschreven als : “Een leen genaempt “ ’t Brouckhof ” te Passendale : onder meersch, bosschen, waeter ende winnende landt 33 ghemeten ofte daer omtrent zijnde behuust, beplandt ende bedolven met upperhof ende nederhof ghelegen in de prochie van Passchendaele wat noord-oost van de kercke”. Halverwege de 19de eeuw was het “ ’t Brouckhof” eigendom van de Brugse adellijke familie Van Zuylen- de Nyveldt. Het Parochiaal Centrum “de Craeye” en het “Rust- en Verzorgingstehuis Sint Jozef “ zijn gebouwd op gronden uit het ’t Brouckhof” van de familie Van Zuylen net als de woonwijken Brouckhof-Noord, -Zuid en –Oost, zij deze laatste gedeeltelijk. Na de 1ste wereldoorlog werden alle gronden en de hofstede verkocht aan landbouwers.
In de buurt van het “Brouckhof” werd langs de Kraaiveldstraat in 1840 het “Mandelkasteel” opgetrokken door de brouwersfamilie Bossaert uit Bergen (Mons).Naast het kasteel werd er ook een kasteelhoeve en een jachthuis opgericht. Het Mandelkasteel werd genoemd naar de Mandel , een bijrivier van de Leie die ontspringt in Passendale nabij het Brouckhof. In de tweede helft van de 19de eeuw werden het kasteel en de omringende landerijen verkocht aan de Gentse adellijke familie Vercruysse de Solart. Tijdens wereldoorlog 14-18 werd het kasteel door de Duitsers omgevormd tot hun hoofdkwartier. Tegen 1918 was het kasteel net zoals de rest van Passendale met de grond gelijk gemaakt. Na de oorlog werd het Mandelkasteel niet meer herbouwd doch op de site van het kasteel werd de hoeve herbouwd en even verder in de straat kwam er een tweede nieuwe hoeve.
Staatsburgerlijk hoorde Passendale achtereenvolgens tot het Graafschap Vlaanderen en tijdens de Franse overheersing tot het Leiedepartement . Bij de onafhankelijkheid in 1830 werd Passendale ingedeeld bij de provincie West-Vlaanderen en het arrondissement Ieper. Tot aan de fusie in 1976 was Passendale kantonhoofdplaats en had een vredegerecht. Het vredegerecht bevond zich steeds in het gemeentehuis; voor 1914 langs de Kapellestraat naast het klooster en de meisjesschool, na de oorlog 14-18 in de rechtervleugel van het gemeentehuis op het dorpsplein.
Kerkelijk hoorde Passendale achtereenvolgens thuis bij : het bisdom Terwaen – het bisdom Ieper (1559) onder de dekenij Waasten – het bisdom Gent (1804) – het bisdom Brugge (1834).
De oude kerk dagtekende XI° of XII° eeuw en XVII° eeuw. Het koor had merkwaardige vormen op architectonisch gebied. De nieuwe Romaanse kerk dagtekende 1906-1908. Deze kerk werd gebouwd deels in bakstenen, gebakken in de steenoven van Emiel Spruytte op de hoeve op ’s Graventafel.
Deze nieuwe kerk zong het niet lang uit want vanaf 1914 werd ze beschoten en tegen 1918 was ze herschapen in een grote puinhoop met het bordje “Kirche Passchendaele”. Vanaf 1920 werd door toedoen van Pastoor Michel Vervaeke gestart met de wederopbouw van de kerk. Die kerk zoals ze er nu nog staat, is identiek aan de vorige want ze werd op basis van dezelfde plannen herbouwd.
Tijdens de achttiendaagse veldtocht in 1940 van de tweede wereldoorlog werd de Sint-Audomaruskerk opnieuw beschoten en zwaar beschadigd. Ook de speciale brandramen uit het Sint Corneliuskoor geschonken door het 66th Division British Expeditionary Force uit het Engels leger werden totaal verwoest. Het was opnieuw door toedoen van Pastoor Michel Vervaeke dat de kerk en de brandramen tegen halverwege 1941 werden hersteld.
Passendale is ooit ook 11 molens rijk geweest te weten : De Molenhoekmolen op de hoek Sterrestraat en Westrozebekestraat – Noyez’molen langs de Spanjestraat (=Passendalestraat) –
Dochy’s molen langs de Molenstraat – De Zuudmeulne nabij de Keiberg – De Watermeulne nabij de Loonsvijver – De Crismolen langs de Doornkouterstraat – De Grifmolen – De Nieuwe Molen – ‘s Graventafelmolen – De Wallemolen en de Mosselmarktmolen.
Begin van de 19de eeuw telde Passendale enkele kleinere brouwerijen zoals die van Pieter Demoor en de Mosselmarktbrouwerij van de familie Vanhaverbeke. Door huwelijk met een familielid van brouwer Vanhaverbeke kwam deze brouwerij in handen van Charles Bayart. Hij bouwde in 1835 een nieuwe brouwerij langs de Steenweg (thans Westrozebekestraat) en gaf haar de naam “Het Anker”. De familie Bayart behield de brouwerij tot in 1905. Toen verkochten ze hun bedrijf aan de Gebroeders Boucquey uit Poperinge. De brouwerij werd in de eerste wereldoorlog totaal vernield. Na de oorlog bouwden de Gebroeders Boucquey hun brouwerij aan de Statie tussen Passendale en Moorslede. Zo waren ze dichter bij het spoor voor het aan- en afvoeren van hun grondstoffen en hun goederen. In 1947 stopten de Gebroeders Boucquey hun bedrijf en verkochten de brouwerij aan de familie Donck-Spruytte die er hun melkerij Sint Jozef in onderbrachten.
Passendale is talrijke monumenten rijk die allen herinneren aan wereldoorlog 1914-18. TyneCot Cemetry, New British Cemetry, Canadees monument Crest Farm en Nieuw-Zeelands monument op ’s Graventafel zijn de voornaamste naast enkele kleinere gedenktekens en –platen.
Met dank aan Paul Vanlerberghe
Passendale ligt op een hoogte en bestond oorspronkelijk uit bossen en zaailanden. Het had een zeer onregelmatige bodem : klei-, zand- en moerasgronden. Het was in vroegere eeuwen een zeer onvruchtbaar gebied met veel bos en drassige weiden. Door de noeste arbeid van de landbouwers en landbouwwerkers werd Passendale een zeer vruchtbaar gebied.
Het westelijk deel van Passendale is heuvelachtig, het oostelijk deel is eerder vlak van reliëf. De gemeente wordt als het ware in twee gedeeld door de heuvelrug Wijtschate – Westrozebeke – Torhout en de grote weg Zonnebeke – Passendale – Westrozebeke. Deze heuvelrug vormt de scheiding tussen het Leie- en IJzerbekken. Het water dat ten oosten van de grote weg valt, vloeit naar het Leiebekken, dat ten westen stroomt naar de IJzer.
Passendale is 2222 ha groot. Het was en is een typische landbouwgemeente. Van de 18de tot de 19de eeuw was er veel landbouwactiviteit aangevuld met kantwerksters, zwingelaars en spinsters. Door het afspringen van onderhandelingen over de bouw van een grote textielfabriek zijn de activiteiten van kantwerksters, zwingelaars en spinsters teloorgegaan. In de 20ste eeuw bleef de landbouw de hoofdactiviteit aangevuld met enkele KMO-bedrijven.
Grote bedrijven zijn er hier nooit geweest. De melkerij Sint Jozef (thans de “Kaasmakerij”), ontstaan in 1932, is het enige bedrijf dat een zekere omvang heeft bereikt.
Eén van de oudst gekende hoeves is het “Brouckhof” , reeds vermeld in 1641. Deze is gelegen in het dal tussen de Kraaiveldstraat en de Doornkouterstraat. In “Verheerlyckt Vlaandre” van Antoni Sanderus staat het “Brouckhof” vermeld op de kaart en als pentekening afgebeeld. Het wordt omschreven als : “Een leen genaempt “ ’t Brouckhof ” te Passendale : onder meersch, bosschen, waeter ende winnende landt 33 ghemeten ofte daer omtrent zijnde behuust, beplandt ende bedolven met upperhof ende nederhof ghelegen in de prochie van Passchendaele wat noord-oost van de kercke”. Halverwege de 19de eeuw was het “ ’t Brouckhof” eigendom van de Brugse adellijke familie Van Zuylen- de Nyveldt. Het Parochiaal Centrum “de Craeye” en het “Rust- en Verzorgingstehuis Sint Jozef “ zijn gebouwd op gronden uit het ’t Brouckhof” van de familie Van Zuylen net als de woonwijken Brouckhof-Noord, -Zuid en –Oost, zij deze laatste gedeeltelijk. Na de 1ste wereldoorlog werden alle gronden en de hofstede verkocht aan landbouwers.
In de buurt van het “Brouckhof” werd langs de Kraaiveldstraat in 1840 het “Mandelkasteel” opgetrokken door de brouwersfamilie Bossaert uit Bergen (Mons).Naast het kasteel werd er ook een kasteelhoeve en een jachthuis opgericht. Het Mandelkasteel werd genoemd naar de Mandel , een bijrivier van de Leie die ontspringt in Passendale nabij het Brouckhof. In de tweede helft van de 19de eeuw werden het kasteel en de omringende landerijen verkocht aan de Gentse adellijke familie Vercruysse de Solart. Tijdens wereldoorlog 14-18 werd het kasteel door de Duitsers omgevormd tot hun hoofdkwartier. Tegen 1918 was het kasteel net zoals de rest van Passendale met de grond gelijk gemaakt. Na de oorlog werd het Mandelkasteel niet meer herbouwd doch op de site van het kasteel werd de hoeve herbouwd en even verder in de straat kwam er een tweede nieuwe hoeve.
Staatsburgerlijk hoorde Passendale achtereenvolgens tot het Graafschap Vlaanderen en tijdens de Franse overheersing tot het Leiedepartement . Bij de onafhankelijkheid in 1830 werd Passendale ingedeeld bij de provincie West-Vlaanderen en het arrondissement Ieper. Tot aan de fusie in 1976 was Passendale kantonhoofdplaats en had een vredegerecht. Het vredegerecht bevond zich steeds in het gemeentehuis; voor 1914 langs de Kapellestraat naast het klooster en de meisjesschool, na de oorlog 14-18 in de rechtervleugel van het gemeentehuis op het dorpsplein.
Kerkelijk hoorde Passendale achtereenvolgens thuis bij : het bisdom Terwaen – het bisdom Ieper (1559) onder de dekenij Waasten – het bisdom Gent (1804) – het bisdom Brugge (1834).
De oude kerk dagtekende XI° of XII° eeuw en XVII° eeuw. Het koor had merkwaardige vormen op architectonisch gebied. De nieuwe Romaanse kerk dagtekende 1906-1908. Deze kerk werd gebouwd deels in bakstenen, gebakken in de steenoven van Emiel Spruytte op de hoeve op ’s Graventafel.
Deze nieuwe kerk zong het niet lang uit want vanaf 1914 werd ze beschoten en tegen 1918 was ze herschapen in een grote puinhoop met het bordje “Kirche Passchendaele”. Vanaf 1920 werd door toedoen van Pastoor Michel Vervaeke gestart met de wederopbouw van de kerk. Die kerk zoals ze er nu nog staat, is identiek aan de vorige want ze werd op basis van dezelfde plannen herbouwd.
Tijdens de achttiendaagse veldtocht in 1940 van de tweede wereldoorlog werd de Sint-Audomaruskerk opnieuw beschoten en zwaar beschadigd. Ook de speciale brandramen uit het Sint Corneliuskoor geschonken door het 66th Division British Expeditionary Force uit het Engels leger werden totaal verwoest. Het was opnieuw door toedoen van Pastoor Michel Vervaeke dat de kerk en de brandramen tegen halverwege 1941 werden hersteld.
Passendale is ooit ook 11 molens rijk geweest te weten : De Molenhoekmolen op de hoek Sterrestraat en Westrozebekestraat – Noyez’molen langs de Spanjestraat (=Passendalestraat) –
Dochy’s molen langs de Molenstraat – De Zuudmeulne nabij de Keiberg – De Watermeulne nabij de Loonsvijver – De Crismolen langs de Doornkouterstraat – De Grifmolen – De Nieuwe Molen – ‘s Graventafelmolen – De Wallemolen en de Mosselmarktmolen.
Begin van de 19de eeuw telde Passendale enkele kleinere brouwerijen zoals die van Pieter Demoor en de Mosselmarktbrouwerij van de familie Vanhaverbeke. Door huwelijk met een familielid van brouwer Vanhaverbeke kwam deze brouwerij in handen van Charles Bayart. Hij bouwde in 1835 een nieuwe brouwerij langs de Steenweg (thans Westrozebekestraat) en gaf haar de naam “Het Anker”. De familie Bayart behield de brouwerij tot in 1905. Toen verkochten ze hun bedrijf aan de Gebroeders Boucquey uit Poperinge. De brouwerij werd in de eerste wereldoorlog totaal vernield. Na de oorlog bouwden de Gebroeders Boucquey hun brouwerij aan de Statie tussen Passendale en Moorslede. Zo waren ze dichter bij het spoor voor het aan- en afvoeren van hun grondstoffen en hun goederen. In 1947 stopten de Gebroeders Boucquey hun bedrijf en verkochten de brouwerij aan de familie Donck-Spruytte die er hun melkerij Sint Jozef in onderbrachten.
Passendale is talrijke monumenten rijk die allen herinneren aan wereldoorlog 1914-18. TyneCot Cemetry, New British Cemetry, Canadees monument Crest Farm en Nieuw-Zeelands monument op ’s Graventafel zijn de voornaamste naast enkele kleinere gedenktekens en –platen.
Met dank aan Paul Vanlerberghe